Burgerschap gesnapt

Volgens de laatste peiling presteren bso-leerlingen zwak voor burgerschap. Betekent dat dat aso-leerlingen de top bereikt hebben? Zeker niet. Ook bij hen staat participatie op een te laag pitje.

Wie jongeren wil leren wat democratie en burgerschap zijn, moet hen ermee laten oefenen in de praktijk. De school is daar als minimaatschappij een uitstekende omgeving voor.

Dit inzicht wordt tegenwoordig breed gedragen in Vlaanderen. In 2016 bleek zowel uit het groot maatschappelijk debat over de eindtermen als uit een onderzoek bij 17.000 leerlingen dat er een flink draagvlak bestaat voor meer burgerschap op school.

Ook het Europees Parlement en de Europese Commissie schuiven burgerschap naar voor als een van de sleutelcompetenties die het onderwijs moet bijbrengen.

Vlaamse politiek

Het is daarom positief dat alle Vlaamse politieke partijen burgerschap steviger willen verankeren in de eindtermen voor het secundair onderwijs. Dat werd op 5 oktober 2017 nogmaals bevestigd tijdens de vergadering van de parlementaire Commissie voor Onderwijs. In die commissie zetelen de politici die een akkoord moeten bereiken over de nieuwe eindtermen.

Via eindtermen bepaalt de overheid de minimumdoelen die leerlingen op het einde van een schooljaar moeten behalen. De eindtermen vormen dus een richtsnoer voor alle scholen. Meer aandacht voor burgerschap in de eindtermen, betekent meer aandacht voor burgerschap in de klas.

De manier waarop die aandacht voor burgerschap concreet ingevuld wordt, zowel in de eindtermen als in de klas, is natuurlijk cruciaal. Er bestaan verschillende manieren om dat te doen. De ene wil de klemtoon leggen op kennis, de ander op praktische vaardigheden. Nog een ander zal het vooral hebben over normen en waarden.

Een evenwicht van al die elementen is wellicht aangewezen. Daarnaast moet iedere school over de nodige vrijheid beschikken om het thema burgerschap vanuit de eigen context te benaderen. Enerzijds is er dus een richtsnoer via de eindtermen, anderzijds is er de schoolspecifieke situatie die bepaalt hoe de lessen of projecten rond burgerschap concreet ingevuld worden en welke elementen het meeste aandacht krijgen.

Wat zegt de peiling?

Om het goede evenwicht tussen de verschillende elementen te bepalen, kunnen we een beroep doen op wetenschappelijk onderzoek. Dat onderzoek, bijvoorbeeld van de Britse professor Bryony Hoskinsi, leert dat op school werken rond burgerschap vooral efficiënt is als jongeren er ook in een open sfeer discussiëren met elkaar. Daarnaast blijkt dat actief participeren in het schoolbeleid een positief effect kan hebben.

Leerkrachten en politici die inzetten op burgerschap kunnen dus best de klemtoon leggen op die praktische component. Precies op dat vlak valt er in Vlaanderen nog veel winst te boeken. Hoe weten we dat?

In juni 2017 werden de resultaten gepubliceerd van de grote peiling naar burgerzin en burgerschapseducatie, uitgevoerd door wetenschappers van de KU Leuven. Met die peiling werd onderzocht of leerlingen uit de derde graad van het secundair onderwijs de huidige eindtermen rond burgerschap behalen.

Daaruit blijkt dat zo’n tachtig procent van de leerlingen in Vlaanderen dat doet. Goed nieuws dus. Alleen: in het bso behaalt minder dan de helft van de leerlingen die eindtermen. De conclusie lijkt dan ook dat moet ingezet worden op de bso-leerlingen, zodat de kloof weggewerkt wordt en zij op het niveau van de rest komen. Terecht.

Maar: twee cruciale inzichten

Wie de peiling grondig onder de loep neemt, ontdekt echter twee belangrijke zaken.

Eén: via de peiling werd alleen onderzocht of leerlingen de kenniscomponent van de eindtermen beheersen. Dat terwijl er voor burgerschap ook eindtermen zijn met een cruciale praktische component, zoals: De leerlingen passen inspraak, participatie en besluitvorming toe in reële schoolse situaties.

Via de peiling werd dus onderzocht of leerlingen die eindterm theoretisch gezien kunnen behalen en niet of ze dat in de praktijk ook doen, wat natuurlijk wel het doel van die eindterm is. Dat zo’n tachtig procent van de leerlingen de eindtermen in verband met burgerschap behaalt, kan op basis van de peiling, die alleen de kenniscomponent toetst, dus niet geponeerd worden.

Twee: eigenlijk werd de praktische component wél getoetst via de peiling, maar dan aan de hand van aparte vragenlijsten. De resultaten van die vragenlijsten werden niet meegenomen om te berekenen of leerlingen de eindtermen behalen.

Weinig participatie in het aso

Wat blijkt nu uit die vragenlijsten? Onder andere dat slechts 25 procent van de aso-leerlingen uit de derde graad meebeslist over hoe zaken op school geregeld worden (75 procent dus niet). En dat slechts 31 procent van die aso-leerlingen betrokken is bij het samenstellen van de leerlingenraad of bij het stemmen voor een klasafgevaardigde (zo’n 70 procent dus niet). Maar we kunnen er ook uit afleiden dat bijna een kwart van hen op het moment van de peiling al minstens een jaar lang niet had deelgenomen aan een debat of discussie op school.

In het bso, kso en tso liggen die cijfers nog lager, maar ook in het aso staat het participatieve element dus op een laag pitje. Net dat element lijkt doorslaggevend te zijn voor burgerschapseducatie. Ook in het aso, kso en tso valt dus nog grote winst te boeken en dat mag niet vergeten worden.

Leerkrachten en politici die willen inzetten op burgerschap kunnen zich dus best richten op het participatieve element. Daar valt het meeste vooruitgang te boeken én het blijkt bovendien de efficiëntste manier om aan burgerschapseducatie te doen.

Efficiënter dan simpelweg het aantal lesuren dat aan burgerschap besteed wordt te verhogen en leerlingen extra theorie te geven.

***

Deze tekst is een reactie op het debat over burgerschap op school dat op 5 oktober 2017 gevoerd werd in de parlementaire Commissie voor Onderwijs. In dat debat werden de resultaten van de peiling naar burgerzin en burgerschapseducatie besproken door de politici die bevoegd zijn voor de nieuwe eindtermen. Zij bleken die resultaten toen erg goed te vinden, behalve dan voor het bso. Uit onze analyse van de peiling blijkt echter dat de resultaten iets meer nuance verdienen. Ook in het aso, kso en tso kunnen nog heel wat stappen gezet worden.

***

i Hoskins, B., Janmaat, J. G., en Villalba, E., 2012, Learning citizenship through social participation outside and inside school: an international, multilevel study of young people’s learning of citizenship. In: British Educational Research Journal, vol. 38, nr. 3, pp. 419-446.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *