6. Dit is wat de bevoegde politici doen

Het brede maatschappelijk debat én het onderzoek bij 17.000 Vlaamse scholieren wijzen op een groot draagvlak voor meer burgerschapsonderwijs. En dat is minister van Onderwijs Hilde Crevits (CD&V) niet ontgaan, maar leidt het ook tot nieuwe eindtermen?


Update december 2017: De startdatum van het gemoderniseerde secundair onderwijs wordt uitgesteld tot 1 september 2019. Dat betekent dat de vernieuwde eindtermen pas dan in werking zullen treden.

Update januari 2018: Op 17 januari keurde het Vlaams Parlement het kader voor de nieuwe eindtermen goed.  Commissies bestaande uit onderwijsverstrekkers, leraars en experts zullen vanaf nu de concrete eindtermen beginnen uitwerken.

Hieronder leest u het chronologische verslag van wat we weten over de ontwikkeling van de nieuwe eindtermen. Wilt u alleen het laatste nieuws? Scroll dan meteen door naar ‘Januari 2018’.

Burgerschap meer ‘expliciteren’

Eind augustus 2016 verklaarde minister Crevits in De Morgen dat er duidelijk een groeiende vraag is naar meer burgerschap op school en dat ze dat burgerschap dan ook meer wil ‘expliciteren’ in de eindtermen voor de vakken Nederlands, geschiedenis, PAV en godsdienst en zedenleer. Maar waarover die eindtermen voor burgerschap dan concreet moeten gaan, maakte de minister destijds niet echt duidelijk, al liet ze in het artikel wel optekenen dat we ‘onze democratische grondwaarden meer moeten uitdragen’.

Rond dezelfde periode stelde minister Crevits ook in Knack dat er op school veel meer aandacht moet gaan naar burgerschapsvorming. Ze voegde eraan toe dat we jongeren duidelijk moeten aanleren wat de Grondwet en de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens betekenen.

Op basis van die uitspraken lijkt het erop dat de minister in de eerste plaats meer aandacht wil voor kennis en waarden in verband met democratie. Of ze ook het onderdeel participatie meer aan bod wil laten komen, waar zowel in het maatschappelijk debat als in het scholierenrapport sterk voor gepleit wordt, kunnen we er niet uit afleiden.

Wordt het 1 september 2018?

Na die verklaringen in de media in augustus 2016 bleef het lange tijd stil rond de vernieuwing van de eindtermen. Om te achterhalen hoe het daarmee staat, werpen we een blik op verslagen en documenten van de parlementaire Commissie voor Onderwijs, die de taak heeft om in opdracht van de minister de eindtermen op te frissen.

Voorzitter van die Commissie is Kathleen Helsen (CD&V), eerste ondervoorzitter is Koen Daniëls (N-VA) en tweede ondervoorzitter is Caroline Gennez (sp.a). Verder zetelen er nog vijf leden van de N-VA, drie leden van CD&V, twee leden van Open Vld, één lid van Groen en één lid van sp.a in de Commissie die de eindtermen vorm moet geven.

Het is enigszins belangrijk om te weten dat die Commissie voor Onderwijs zich niet uitsluitend buigt over de vernieuwing van de eindtermen, maar ook over een algehele modernisering van het secundair onderwijs, die moet ingaan op 1 september 2018 – dat is althans de datum die vooropgesteld wordt.

Omdat het volgens minister Crevits een ‘schitterende opportuniteit’ is om de modernisering van het secundair onderwijs én de vernieuwde eindtermen op hetzelfde moment uit te rollen, wordt ook voor de eindtermen 1 september 2018 als streefdatum gehanteerd. Onder voorbehoud weliswaar. In de commissievergadering van 9 maart 2017 stelde minister Crevits immers dat ze wat betreft de eindtermen terughoudend is in haar uitspraken over die datum, omdat ze het ritme van het parlement wil respecteren.

Een mogelijkheid is dat er op 1 september 2018 geen compleet afgeronde, maar een gefaseerde modernisering van het secundair onderwijs uitgerold wordt. Dat betekent dat er bijvoorbeeld alleen in het eerste jaar van de eerste graad vernieuwingen ingevoerd worden, wat de parlementsleden minstens een extra jaar de tijd geeft om ook de andere jaren of graden te hervormen.

In die zin is het ook mogelijk dat er op 1 september 2018 alleen voor het eerste jaar of voor de eerste graad vernieuwde eindtermen ingevoerd worden. We zullen moeten afwachten wat er uiteindelijk uit de bus komt. In 2019 staan er overigens verkiezingen op de agenda.

Wat moet er gebeuren?

De opdracht van minister Crevits bestaat erin om vanuit de bestaande eindtermen te vertrekken, die te reduceren waar mogelijk en transparanter te maken waar nodig. Zoals gezegd werd die opdracht overgeheveld naar het Vlaams Parlement.

Minister Crevits heeft er, eveneens in de commissievergadering van 9 maart, herhaaldelijk op gedrukt dat het een hervorming moet worden die de vrijheid van de scholen respecteert. Ze wil naar eigen zeggen niet tot een situatie komen waarin haar verweten wordt dat ze eerst beloofde om de scholen vrijheid te geven, maar dat ze uiteindelijk hun vrijheid inperkte.

Bovendien wil minister Crevits dat er over de partijen heen, door de meerderheid en de oppositie samen dus, een consensus bereikt wordt over de eindtermen. Dat maakt de oefening er vermoedelijk niet eenvoudiger op – tenzij alle neuzen snel in dezelfde richting staan voor een substantiële hervorming, óf iedereen genoegen neemt met een eerder grijze, oppervlakkige consensus.

Een van de interessantste quotes uit het woordelijk verslag van de commissievergadering van 9 maart komt van voorzitter Kathleen Helsen (CD&V), die het volgende liet optekenen: We hebben dat maatschappelijk debat met het parlement niet gevoerd om er dan uiteindelijk niets mee te doen. Ik denk dat we daarin een verantwoordelijkheid hebben en dat we die moeten nemen. Daar zijn we natuurlijk erg benieuwd naar.

Wat is er aan het gebeuren?

Buiten het woordelijk verslag van de commissievergadering van 9 maart 2017 viel er lange tijd weinig nieuws te rapen over de hervorming van de eindtermen. Tot De Tijd op 30 mei 2017 naar buiten bracht dat er, een jaar nadat de parlementsleden de resultaten van het maatschappelijk debat in handen kregen, nog steeds geen inhoudelijke discussie over de eindtermen is gevoerd. Of zoals een betrokkene het in het artikel uitdrukte: er is nog geen seconde gesproken over wat de leerlingen in de toekomst moeten leren. De reden daarvan zou zijn dat eerst de juridische contouren afgebakend moesten worden, wat blijkbaar niet zo vlot verliep.

Twee weken later, op 15 juni 2017, had De Standaard beter nieuws te melden. Voor het eerst zou er een tekst zijn over de vernieuwing van de eindtermen. Een tekst waar weliswaar nog het nodige werk aan is. Er zouden al een aantal competenties in opgenomen zijn die verder gaan dan zuivere kennisverwerving, onder andere voor burgerschap.

We lezen in het artikel ook dat de partijen verder discussiëren en de weken nadien een eerste inhoudelijke aanzet zullen geven over de invulling van de eindtermen. Maar, luidt het ten slotte, de échte inhoudelijke uitwerking komt in handen te liggen van experts.

Wie die experts zijn, werd ons niet verteld toen we het navroegen, maar enkele vooraanstaande onderwijsexperts lieten een tijdje geleden in De Standaardwel publiekelijk hun licht schijnen over de hervorming van de eindtermen. Aan het einde van deze tekst vindt u de link naar het artikel waarin we kort weergeven wat die onderwijsexperts te vertellen hadden.

Augustus 2017: een verhelderende twist

Eind augustus 2017, aan de vooravond van het nieuwe schooljaar, woedt op de opiniepagina’s van De Standaard een boeiende discussie tussen Lieven Boeve (directeur-generaal van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen) en Koen Daniëls (onderwijsspecialist van de N-VA en ondervoorzitter van de parlementaire Commissie voor Onderwijs).

De pittige discussie leert ons niet alleen welke fikse moeilijkheden zoal optreden bij het ontwikkelen van nieuwe eindtermen. Ook de verhouding tussen de eindtermen, de leerplannen en de vrijheid van onderwijs wordt mooi belicht, wat de situatie veel inzichtelijker maakt.

Lezers die de details liever aan zich voorbij laten gaan, maar toch de kern van de discussie willen vatten, kunnen nu doorscrollen naar de tussentitel ‘En dan nu in een notendop’, waar we de zaak bondig samenvatten in een paar regels.

Het debat wordt op 26 augustus 2017 in De Standaard geopend door Lieven Boeve, die er zijn mening geeft over de onderhandelingen over de nieuwe eindtermen. Als ik hoor wat er allemaal in moet komen, hoe eindtermen er in de toekomst uit moeten zien, vrees ik dat de politiek het onderwijs tot op klasniveau dicht betonneert, stelt hij het scherp. Daarmee spreekt Boeve de vrees uit dat politieke partijen het onderwijs willen sturen vanuit hun eigen ideologie en dat het vrij onderwijs daardoor helemaal niet meer zo vrij zal zijn in de nabije toekomst.

Boeve kondigt ook meteen aan dat hij en zijn entourage van het Katholiek Onderwijs Vlaanderen (KOV) de nieuwe eindtermen tegen het kritische licht van de grondwettelijke vrijheid zullen houden, die principieel ruimte laat voor een eigen pedagogisch project. Want de leraar mag niet in een situatie komen waarin hij of zij zomaar een boekje met eindtermen moet aframmelen, lezen we.

Wie steelt de vrijheid van de leerkracht?

Twee dagen na het verschijnen van Boeves opiniestuk publiceert De Standaard ook een stevige repliek van Koen Daniëls, die zich als ondervoorzitter van de parlementaire Commissie voor Onderwijs buigt over de nieuwe eindtermen.

Daniëls stelt dat de overheid weliswaar de eindtermen bepaalt, maar niets zegt over de manier waarop die in de klas moeten worden behandeld. Bovendien stippelen de eindtermen slechts de minimale inhoud uit en vertelt de overheid niets over de extra doelen die scholen of koepels daarnaast willen opnemen in hun leerplannen. Dat behoort immers tot de vrijheid van iedere school en iedere leerkracht.

Toch is het inderdaad zo, bevestigt Daniëls, dat leerkrachten steeds meer ervaren dat ze nauwelijks nog vrijheid hebben. Maar daar zijn de eindtermen niet de oorzaak van, betoogt hij. Het probleem zijn de leerplannen en die komen van de koepels, zoals het KOV, en niet van de overheid.

De leerplannen (met hun opsomming van extra doelen, pedagogische richtlijnen, volgorde van onderdelen, interpraties van eindtermen,…) zijn dan ook de echte reden waarom leerkrachten geen autonomie meer hebben. Boeve wijst met een beschuldigende vinger naar de overheid als bron van vrijheidsberoving, maar gaat te gemakkelijk voorbij aan de uitgebreide leerplannen die zijn eigen koepel maakt, luidt het vervolgens. Daniëls vindt het des te pijnlijker dat de koepel die pleit voor vrijheid voor leerkrachten en scholen de vrijheid eigenlijk zelf volledig dichtplamuurt.

De belastingbetaler bepaalt

In hetzelfde stuk heeft Daniëls het ook specifiek over burgerschap, EHBO en financiële kennis. Volgens hem wordt terecht de vraag gesteld waarom die zaken niet aan bod komen in alle scholen. Want dat zijn doelen die voor alle leerlingen in onze huidige maatschappij belangrijk zijn, ongeacht het net waar ze les volgen. Is het dan niet meer dan normaal dat de belastingbetaler via zijn vertegenwoordigers het recht heeft te bepalen wat minimaal in het onderwijs aan bod komt, stelt hij de retorische vraag.

Om al die redenen heeft de overheid zich voorgenomen om geactualiseerde, ambitieuze eindtermen te maken die concreet geformuleerd zijn, besluit Daniëls. En het is volgens hem logisch dat bij de doelstellingen in de leerplannen letterlijk wordt opgenomen wat de overheid oplegt. Dan kan iedereen direct zien wat moet en wat mag. Wat concreet is aangegeven, moet. Al de rest mag. Zo zal ook meteen duidelijk worden dat het niet de overheid is die de vrijheid van de leerkracht afneemt.

Het DNA van het katholiek onderwijs

Na Daniëls’ stevige repliek kroop Boeve opnieuw in de pen om zijn standpunt kracht bij te stellen. Ditmaal lezen we in scherpe bewoordingen dat Daniëls en zijn partij, de N-VA, het DNA van het katholiek onderwijs vernietigen. Om die redenering te verduidelijken, legt Boeve uit wat de vrijheid van onderwijs betekent en waarom die vrijheid onder vuur ligt.

Boeve opent zijn argumentatie met de stelling dat de vrijheid van onderwijs een verworvenheid is van de verlichting en dat ze belangrijk is voor de liberale democratie. Ze moet het onderwijs beschermen tegen al te grote overheidsbemoeienis. Want ook democratisch gekozen overheden kunnen in de verleiding komen om de opvoeding van kinderen ideologisch te sturen, gaat hij verder.

Om die redenen is de vrijheid van onderwijs dubbel, stelt Boeve. Het betreft enerzijds de vrijheid van mensen in de samenleving om onderwijs vanuit hun mens- en wereldbeeld te organiseren. Anderzijds gaat het om de vrijheid van ouders om de school te kiezen die past bij de opvoeding die ze aan hun kinderen geven.

Boeve besluit daaruit dat de vrijheid van onderwijs in de eerste plaats ligt bij het schoolbestuur dat onderwijs aanbiedt volgens het eigen pedagogisch project. En de leerplannen zijn de uitdrukking van het pedagogisch project (bijvoorbeeld dat van de katholieke dialoogschool). De leerplannen vertalen dat project naar de concrete school- en klaspraktijk.

In zo’n pedagogisch project wordt erop toegezien dat minstens het niveau van de door de overheid opgelegde eindtermen behaald wordt, legt Boeve uit. Want ja, de overheid mag eindtermen als minimumdoelen opleggen en de naleving ervan via de inspectie controleren. Máár, stelt Boeve, die overheid dient wel terughoudend te zijn, precies vanwege de vrijheid van onderwijs.

Een halve bladzijde per eindterm

De eindtermen vormen dus niet de kern van een leerplan, volgens Boeve. Het pedagogisch project is daarentegen de kern en binnen dat project worden de eindtermen vertaald, lezen we. De eindtermen zijn volgens hem een instrument van kwaliteitszorg, geen middel voor verregaande overheidssturing. Maar net op dat vlak boezemen de ontwikkelingen in het Vlaams Parlement Boeve angst in: waar ze vandaag uit één zin bestaan, worden de eindtermen nieuwe stijl omstandig uitgewerkt en vullen ze al gauw een halve bladzijde.

Ook in het VRT-journaal van 29 augustus 2017 wordt diezelfde trom geluid. Boeve verkondigt er dat in de plannen die hij gezien heeft de eindtermen niet langer één zin beslaan, maar dat ook alle inhouden, vaardigheden, inzichten en attitudes opgesomd worden. Als die eindtermen ook nog eens letterlijk de basis vormen voor de leerplannen, dan blijft er geen ruimte meer over voor vrijheid, verklaart Boeve.

Op die manier reduceert de overheid een leerplan tot de eindtermen, lezen we verder in De Standaard. Onderwijsverstrekkers (zoals het KOV) kunnen eventueel nog wel een paar doelen toevoegen of een paar pedagogisch-didactische wenken integreren, maar de leerplannen kunnen niet langer de uitdrukking zijn van de vrijheid van onderwijs, rondt Boeve zijn redenering af.

Ten slotte geeft hij nog toe dat sommige van de leerplannen binnen het KOV wellicht te uitgebreid waren, maar dat aan een nieuwe generatie leerplannen wordt gewerkt om precies dat te verhelpen.

En dan nu in een notendop

Kort samengevat leverde de discussie tussen Boeve en Daniëls de volgende standpunten op:

Boeve denkt dat de nieuwe eindtermen te uitgebreid en te specifiek geformuleerd zullen worden door de bevoegde politici. Daardoor zal er voor het Katholiek Onderwijs Vlaanderen te weinig ruimte overblijven om eigen accenten te leggen, vreest hij. Om die reden is het pedagogisch project van het KOV in gevaar en wordt de vrijheid van onderwijs geschaad, aldus Boeve.

Daniëls daarentegen vindt dat de vrijheid van de leerkrachten niet door de eindtermen ingeperkt wordt, maar door de leerplannen (bv. die van het KOV). De nieuwe eindtermen zullen volgens Daniëls net vrijheid scheppen omdat ze duidelijk en concreet zullen zijn. Daardoor zullen leerkrachten precies weten wat ze minimaal moeten bereiken van de overheid en welke ruimte ze daarnaast hebben om bijkomende doelen te stellen.

Wat vinden de andere partijen ervan?

In een reactie op de discussie tussen Boeve en Daniëls laat Elisabeth Meuleman, die als lid van Groen zetelt in de parlementaire Commissie voor Onderwijs, in Het Laatste Nieuws optekenen dat het helemaal niet de bedoeling is om de greep van de overheid te vergroten. Volgens haar willen de parlementsleden de leerkrachten juist meer vrijheid geven en hun expertise waarderen. Het is daarentegen Boeve zelf die een grotere greep wil krijgen, maar hij respecteert de rolverdeling niet, vindt Meuleman. Wij bepalen als overheid ‘wat’ men moet kennen en het is aan het onderwijsveld zelf om te bepalen ‘hoe’ ze dat doen, verwoordt ze het ten slotte.

Ook tweede ondervoorzitter van de Commissie voor Onderwijs Caroline Gennez (sp.a) heeft moeite met Boeves standpunt. Ze begrijpt niet waarom hij zich zo aangevallen voelt aangezien de Commissie de eindtermen slechts wil actualiseren en daarbij verlangt dat kinderen, ongeacht het net waar ze school lopen, hetzelfde kennen en kunnen. En de pedagogische vrijheid om dat te reaslieren, blijft bestaan. Bovendien zijn alle andere koepels wél mee, aldus Gennez.

De voorzitter van de Commissie voor Onderwijs, Kathleen Helsen (CD&V), toont in Het Laatste Nieuws wél begrip voor Boeves mening. Ze vindt dat voldoende ruimte gegeven moet worden aan het onderwijsveld om de expertise in te zetten die daar opgebouwd werd. Daarom wil ze vertrouwen geven aan de mensen op het veld. De overheid mag minimumdoelen opleggen. Maar je krijgt enkel sterk onderwijs als je sterke mensen hebt en sterke mensen hebben voldoende ruimte nodig, luidt het bij Helsen.

Verder merkt ze op dat coalitiepartner N-VA op andere vlakken altijd aandringt op minder overheidsaansturing, maar dat dat niet het geval is voor de de nieuwe eindtermen. In dit debat is het de CD&V die het meeste vertrouwen geeft aan het onderwijsveld en zijn wij [CD&V, nvdr] het die het minst controlerend willen optreden, aldus Helsen.

De stem van minister Crevits

Wat zou minister van Onderwijs Crevits denken van de bitse twist tussen Boeve en Daniëls? In De Standaard van 30 augustus verklaart ze dat ze het spijtig vindt dat het nieuwe schooljaar start met spierballengerol tussen de verschillende kampen. Als ouder heb je niets aan twee ruziënde partijen die willen bepalen wat er op welk niveau beslist moet worden, beschrijft Crevits haar gevoel, waarna ze de hoop uitspreekt dat er vanaf nu toch snel vooruitgang geboekt kan worden.

Een dag eerder verklaarde ze aan de VRT nogmaals de precieze doelstelling die ze wil realiseren: de eindtermen evalueren, opfrissen, concreter en duidelijk maken én ze reduceren in aantal. Daarnaast wil ze ook meer zuurstof creëren voor de leerkrachten en hen vertrouwen schenken.

Op 31 augustus lezen we in De Tijd dat Crevits hoopt dat er in het Vlaams Parlement zo snel mogelijk een akkoord bereikt wordt over de nieuwe eindtermen, zodat ze samen met de onderwijshervorming kunnen ingaan op 1 september 2018. Maar ook als dat niet lukt, zal ze doorzetten met haar plannen, vertelt ze er vastberaden bij.

Zo’n constructie, waarbij de hervorming van het secundair onderwijs ingaat zonder de nieuwe eindtermen, ziet Raymonda Verdyck, de topvrouw van het gemeenschapsonderwijs (GO!) echter niet zitten. Zij pleit er dan ook voor om de hervorming een jaar uit te stellen tot 1 september 2019, in afwachting van de nieuwe eindtermen.

Het standpunt van het Gemeenschapsonderwijs wordt ook gevolgd door de Onderwijskoepel van Steden en Gemeenten (OVSG), verklaart algemeen directeur Patrick Delbaere. Volgens hem is de tijd opgebruikt aangezien er twee jaar nodig is om nieuwe eindtermen te vertalen naar leerplannen en die te implementeren in de klas. Daarom wordt ook de modernisering best nog even uitgesteld.

Maar minister Crevits wil duidelijk niet wachten op de nieuwe eindtermen. Voor haar is de combinatie van de hervorming en de nieuwe eindtermen wenselijk, maar niet noodzakelijk. Mijn ideaal scenario is dat de nieuwe eindtermen ingaan samen met de modernisering. Maar als het Vlaams Parlement niet op tijd landt, ga ik een context zoeken om te kunnen starten met de modernisering van het secundair onderwijs met de bestaande eindtermen, lezen we nog in De Tijd. Of die nieuwe eindtermen er op 1 september 2018 zullen zijn, lijkt begin september 2017 dus verre van zeker.

September 2017: witte rook?

In De Morgen van 1 september verkondigt minister Crevits dat ze over ten laatste vier weken wil weten waar het Vlaams Parlement staat met de vernieuwing van de eindtermen. Dat betekent vóór 1 oktober 2017.

Ze laat meteen ook weten wat ze daarbij verwacht: geen honderden bijkomende eindtermen en geen checklist zonder beweegruimte. Want als de onderwijsverstrekkers vrijheid wensen, staat Crevits aan hun kant, lezen we. De minister vindt het belangrijk dat de overheid in de leerplannen terugziet wat de verwachtingen zijn. Maar de koord wordt nu wat strak aangespannen in het Vlaams Parlement, formuleert ze het. En nog: Ik maak me zorgen dat er zoveel eindtermen komen dat er geen ruimte meer is voor de leerplannen. Ik wil geen staatspedagogiek.

Een week later lezen we, opnieuw in De Morgen, dat de Vlaamse parlementsleden van meerderheid en oppositie een lijst opgesteld hebben van veertien sleutelcompetenties, die de basis moeten vormen voor onderwijsexperts om de nieuwe eindtermen te ontwikkelen.

Volgens hetzelfde artikel bevat die lijst een aantal vaardigheden die op dit moment alleen in de vakoverschrijdende eindtermen vervat zitten. Burgerschap zou er een van zijn, net zoals mediawijsheid en financiële geletterdheid.

Oktober 2017: negatief advies

Op 3 oktober formuleert de Vlaamse Onderwijsraad (VLOR) een erg kritisch advies over de hervorming van het onderwijs. Minister Crevits wil die hervorming laten ingaan op 1 september 2018, maar volgens de VLOR, die de minister van Onderwijs en het Vlaams Parlement adviseert, is dat niet mogelijk. Onder andere omdat het voorontwerp van de hervorming nog te veel onduidelijkheden bevat, omdat er nog geen zicht is op de nieuwe eindtermen en omdat de scholen te weinig tijd hebben om zich voor te bereiden op de start op 1 september 2018.

De VLOR vraagt daarom met aandrang om de ingangsdatum van de hervorming te herbekijken.

Eerste les burgerschap

Twee dagen later, op 5 oktober, lezen we in De Standaard dat er inderdaad nog steeds geen akkoord is over de eindtermen. Maar op diezelfde dag werd in de parlementaire Commissie voor Onderwijs wel gediscussieerd over burgerschap op school en de eindtermen daarrond. Wat er precies gezegd werd, lezen we in het woordelijk verslag van de vergadering. We selecteerden de interessantste passages.

Sp.a-politica Caroline Gennez laat in de vergadering weten dat ze het zinvol vindt om een apart vak burgerschap te integreren in het curriculum van het leerplichtonderwijs. Ze vraagt minister van Onderwijs Hilde Crevits of ze bereid is om daarvoor te ijveren.

Kathleen Krekels van de N-VA stelt dat het belangrijk is dat burgerschapsvorming een meer centrale rol krijgt in ons onderwijs. Ze wijst erop dat ook de Europese instellingen daarvoor pleiten. Dat er meer aandacht komt voor burgerschap is volgens haar dan ook een goede zaak.

Wel vindt ze het belangrijk dat leerkrachten die burgerschap geven en het over diversiteit hebben in eerste instantie ook meegeven dat je moet kunnen vertrekken van een eigen identiteit en eigenheid, dat je een goed beeld hebt van de samenleving waarin je leeft en daar de waarden, de normen en dergelijke ook van opneemt, alvorens je kunt openstaan voor de diversiteit.

In verband met de lerarenopleiding acht ze het belangrijk dat de leraren vakinhoudelijk en vakdidactisch heel goed opgeleid worden in vaardigheden, kennis en uiteraard ook attitudes.

Mevrouw Krekels haalt vervolgens de resultaten van de peiling naar burgerzin en burgerschapseducatie aan (zelf bespreken we die peiling hier) en verklaart dat ze zich vooral zorgen maakt over de significant lagere scores van de bso-leerlingen.

Ann Brusseel (Open Vld) wijst erop dat de resultaten van de peiling over het algemeen positief zijn, maar bevestigt dat er inderdaad grote verschillen zijn per onderwijsvorm. Ze stelt dat ook Open Vld vindt dat er in de eindtermen meer aandacht moet uitgaan naar burgerschapsvorming.

Bijzonder gelukkig

Minister Crevits op haar beurt vertelt dat ze in september de eerste les burgerschap in het Koninklijk Atheneum van De Pinte bijwoonde en dat dat een zeer positieve ervaring was. De wijze waarop die les werd aangepakt, heeft er haar zelfs van overtuigd dat burgerschap een prominente plaats moet krijgen in de nieuwe eindtermen, lezen we.

Ruimer dan die ene les in het K.A. van De Pinte blijkt Minister Crevits ook gecharmeerd door het overkoepelende kader waarbinnen er in het GO! rond actief burgerschap wordt gewerkt. Het GO! benadrukt dat de scholen die aan een actief burgerschap willen werken dit bij voorkeur doen op de manier die het best past bij de visie op onderwijs, de leerlingenpopulatie, de schoolcontext en de leerlingenparticipatie. Ik vind dat relevant. Deze werkwijze is een reden om niet van bovenaf een vak op te leggen.

Volgens de minister komen we met een eindterm al ver, zeker omdat de vakgebondenheid in de nieuwe eindtermen anders wordt benaderd. De vakkenlijsten blijven bestaan, maar de linken die worden gelegd, worden vrijer, leren we.

In verband met de peiling zegt de minister dat ze eigenlijk bijzonder gelukkig is over de resultaten die in het aso en tso behaald werden. Want die waren onverhoopt goed. Ook voor haar vormt het bso het aandachtspunt. Iets later stelt ze zelfs dat het eigenlijk een fantastische peiling was. Volgens minister Crevits moeten we nu bekijken hoe we de bso-leerlingen kunnen meetrekken in het geheel. Maar daarover zal ze zich de komende weken en maanden met de experts beraden, lezen we.

Het is ook maar één zinnetje

Minister Crevits laat bovendien weten dat het Agentschap Hoger Onderwijs, Volwassenenonderwijs, Kwalificaties en Studietoelagen (AHOVOKS) een referentiekader ontwikkelde voor burgerschapscompetenties. Het deed daarvoor een beroep op academische experts van verschillende universiteiten. In dat referentiekader staan samenleven in diversiteit, actief burgerschap, het voeren van democratische dialoog en het belang van de internationale gemeenschap centraal. We zijn daar volop mee aan het werk. In een volgende stap kunnen we dan overgaan naar de ontwikkeling van concrete eindtermen, die voldoende duidelijk zijn maar ook ruimte laten om er in de klas mee aan de slag te gaan.

Vervolgens geeft de minister een concreet voorbeeld: leerlingen illustreren hoe de Rechten van het Kind een impact hebben op de eigen en/of nabije leefsituatie. Zo’n eindterm maakt het voor lerarenopleiders en voor leraren mogelijk om daar in de klas zeer actief mee aan de slag te gaan, stelt ze. Het is ook maar één zinnetje, wat men ook graag heeft, voegt ze eraan toe. Geen halve bladzijde dus, waar Lieven Boeve, de topman van het katholiek onderwijs in Vlaanderen, een paar weken geleden nog voor vreesde.

Te pessimistisch over de jeugd

Ann Brusseel laat vervolgens weten dat ze het met de minister eens is dat er niet noodzakelijk een apart vak burgerschap moet komen. Onze leerlingen zitten immers al vele uren op school, verklaart ze. Veel meer zelfs dan het OESO-gemiddelde. Daarom ziet mevrouw Brusseel meer heil in concrete en transparante eindtermen dan in een apart vak.

Ze komt ook nog even terug op de peiling, die volgens haar positiever uitdraaide dan verwacht. Men is te pessimistisch over de jeugd, besluit ze. Zelf is ze naar eigen zeggen positief gestemd na het debat tijdens de vergadering, want iedereen wil er werk van maken.

(Onze bedenkingen bij dit debat over burgerschap op school formuleerden we hier. We stuurden ze ook naar alle betrokken politici.)

Zonder nieuwe eindtermen gaat het niet

Op 16 oktober lezen we in De Morgen dat na het Gemeenschapsonderwijs (GO!) en de Onderwijskoepel van Steden en Gemeente (OVSG) nu ook Katholiek Onderwijs Vlaanderen (KOV) vraagt om de modernisering van het secundair onderwijs uit te stellen. Zonder nieuwe eindtermen kun je niet starten, aldus Lieven Boeve, topman van het KOV. De minister had tijd gevraagd tot eind september. Het is nu midden oktober. Ook volgens hem wordt het daarom onmogelijk om de modernisering op 1 september 2018 te laten ingaan.

Een akkoord!

Tien dagen later, op 26 oktober, meldt De Standaard dat er een akkoord is over de eindtermen. Dat is op zich al groot nieuws, maar nog opmerkelijker is dat de oppositiepartijen sp.a en Groen, na maandenlang onderhandelen, uiteindelijk niet betrokken werden bij dat akkoord.

Dat terwijl het steeds de bedoeling was om over de partijgrenzen heen, mét de oppositiepartijen sp.a en Groen, tot een akkoord te komen dat maatschappelijk breed gedragen zou zijn.

Die strategie werd de afgelopen dagen dus gewijzigd. ‘We zijn nu al een geruime tijd bezig met tot een akkoord te komen’, zegt Kathleen Helsen (CD&V) in De Standaard. ‘Het onderwijsveld vraagt duidelijkheid. En zo snel mogelijk, zodat ze zich kunnen voorbereiden op het nieuwe schooljaar en het schooljaar nadien. Meerderheid en oppositie hebben maandenlang aan tafel gezeten. Wij hebben vastgesteld dat er binnen de meerderheid een akkoord is, en hebben de oppositie dat ook voorgelegd.’

Volgens Elisabeth Meuleman (Groen) duwt minister Crevits met het akkoord haar eigen agenda door. ‘Ze wil duidelijk niet weten van interlevensbeschouwelijke eindtermen rond burgerschap in de levensbeschouwelijke vakken of van een stevig pakket basisgeletterdheid’, lezen we.

Caroline Gennez (sp.a) laat weten dat het voorstel van de minister volledig voorbijgaat aan ‘de vragen rond de versterking van burgerschapsvorming die de samenleving aangaf in het groots opgezet maatschappelijk debat’.

Koen Daniëls (N-VA) bevestigt eveneens in De Standaard dat de meerderheidspartijen een akkoord gevonden hebben over een aantal inhoudelijke kwesties. Maar over de concrete inhoud van het akkoord wordt voorlopig door niemand gecommuniceerd.

Reactie Crevits

In een reactie verklaart minister Crevits dat er knopen moesten doorgehakt worden en dat er in de nieuwe eindtermen heel wat zaken staan die door elke partij zijn gevraagd, zoals de eindtermen rond burgerschap. Nog langer wachten op een akkoord ging volgens Crevits echt niet meer. Ze moet zo snel mogelijk de commissies kunnen samenstellen die de concrete eindtermen zullen uitwerken.

Over de datum waarop de nieuwe eindtermen ingevoerd zullen worden, deed minister Crevits geen uitspraken.

De Vlaamse cultuur

Een dag later, op 27 oktober 2017, lezen we in De Standaard dat er 16 sleutelcompetenties vastgelegd werden die leerlingen onder de knie moeten krijgen, van het kleuteronderwijs tot op het einde van het secundair onderwijs.

Een van die competenties is burgerschap, maar wat die competentie inhoudelijk zal bevatten, is voor het grote publiek nog onduidelijk. Voorzitter van de parlementaire Commissie voor Onderwijs Kathleen Helsen (CD&V) licht in De Standaard wel een tipje van de sluier. ‘Dit bevat de kennismaking met en het respect voor alle elementen van de Vlaamse, Belgische en Europese cultuur’, stelt ze.

Ook de verworvenheden van de Verlichting, een verdraagzame houding voor alle democratische gezindten en een openheid voor diversiteit zouden er deel van uitmaken, leren we.

Nu het akkoord over de nieuwe eindtermen er is, volgt het echte werk. De komende maanden moeten commissies van experts, leerkrachten en vertegenwoordigers van de onderwijskoepels het akkoord vertalen naar wat er in de klas effectief aan bod zal komen.

Daarna moeten het parlement en de regering hun goedkeuring geven en dan kunnen de leerplannen en handboeken aangepast worden.

In een reactie stelt Lieven Boeve, de topman van Katholiek Onderwijs Vlaanderen, dat hij gerustgesteld is, want dat de nieuwe eindtermen sober geformuleerd zijn en voldoende vrijheid laten. Hij laat ook weten dat de nieuwe eindtermen erg gericht zijn op cognitie.

Geen onderscheid meer

Op de website van Klasse lezen we dat het onderscheid tussen vakgebonden en vakoverschrijdende eindtermen verdwijnt. De nieuwe eindtermen, die beperkt worden in aantal, zullen ook driejaarlijks geëvalueerd worden en geactualiseerd indien nodig.

De onderwijsverstrekkers zijn vrij om te beslissen binnen welke vakken ze welke eindtermen realiseren. Het bereiken van een bepaalde competentie kan dus beperkt worden tot één vak of verspreid worden over verschillende vakken.

November 2017

Op 7 november werden de resultaten van de International Civic and Citizenship Education Study (ICCS) bekendgemaakt. In het persbericht van de KU Leuven verklaart minister Crevits dat leerlingen hoog scoren voor kennis van de politiek, maar dat ze minder sterk scoren voor attitudes in verband met burgerschap.

Dat vraagt om een krachtig antwoord volgens haar, net zoals de grote verschillen die bestaan tussen leerlingen van de A- en B-stroom en tussen leerlingen met en zonder migratieachtergrond. Ze herhaalt nogmaals dat eindtermen rond burgerschap nadrukkelijker ingevoerd zullen worden in alle Vlaamse scholen.

Zie hier de beleidsbrief!

In november wordt de Beleidsbrief Onderwijs 2017-2018, die op 27 oktober ingediend werd door minister Crevits, behandeld in de parlementaire Commissie voor Onderwijs. In die Beleidsbrief blikt minister Crevits terug op haar verwezenlijkingen van 2016-2017 en op haar concrete plannen voor 2017-2018.

We selecteerden de passages die gaan over de eindtermen en markeerden de belangrijkste elementen in het vet:

Realisaties 2016-2017

Het publieke debat over de eindtermen mondde uit in de rapporten ‘Van Lerensbelang. Participatief publiek debat over de eindtermen’ en ‘Wat 17.000 leerlingen in de eindtermen willen’, gecoördineerd door VSK. Verschillende organisaties en adviesraden brachten op vraag van het Vlaams Parlement hun advies uit op deze rapporten.

Op basis van de verzamelde input, zowel in Vlaanderen als internationaal, werkte het Vlaams Parlement aan een voorstel van decreet over de eindtermen van het basis- en secundair onderwijs. Dit voorstel zet de lijnen uit voor de herziening van de eindtermen, zowel inhoudelijk als op procedureel vlak.

In het voorjaar werkte mijn administratie, in samenwerking met academische experten, wetenschappelijke referentiekaders uit voor de ontwikkeling van einddoelen. Deze referentiekaders zijn gebaseerd op de huidige Europese sleutelcompetenties en anticiperen op de geplande wijzigingen hierin. (…)

Het door de Raad van Europa ontwikkelde referentiekader van descriptoren voor competenties voor een democratische cultuur werd getest door een dertigtal Vlaamse leerkrachten en lerarenopleiders. Ik stelde, samen met het Bijzonder Comité Herinneringseducatie, het boek ‘Vroeger gaat niet over. Herinneringseducatie als pedagogische praktijk’ voor in het Vlaams Parlement. Met het oog op een zo ruim mogelijke verspreiding en gebruik, werd het boek bezorgd aan de secundaire scholen, lerarenopleidingen en pedagogische begeleidingsdiensten. (…)

Plannen 2017-2018

Wat eindtermen en leerplannen betreft, streef ik soberheid na. Ik wil op basis van het nieuwe kader voor de eindtermen dat men in het Vlaams Parlement uitwerkt komen tot een geactualiseerde én beperkte set van duidelijk geformuleerde eindtermen, specifieke eindtermen, uitbreidingsdoelen en naar de toekomst toe ook eindtermen op het niveau basisgeletterdheid.

Hierbij moet maximaal rekening gehouden worden met wat uit het maatschappelijke debat over de eindtermen is gekomen en wat (internationale) onderzoeken uitwijzen. Een stevige kennisbasis blijft fundamenteel, alsook voldoende aandacht voor de samenhang tussen inhouden van de huidige leergebieden en vakken, over de graden en onderwijsniveaus heen.

Een versobering van de eindtermen zal voor lerarenteams meer ruimte creëren om eigen accenten te leggen. Van de onderwijsverstrekkers verwacht ik dat ook zij diezelfde soberheid in hun leerplannen nastreven, dit met het oog op minder planlast voor de leraren.

Eind oktober stelt de Raad van Europa het definitieve referentiekader van descriptoren voor competenties voor een democratische cultuur voor. Het descriptorenkader zal dienst doen als ondersteunend materiaal voor de leerkrachten en lerarenopleiders met het oog op de ontwikkeling van eindtermen rond burgerschap. Dit referentiekader is voor de ontwikkelcommissie een interessant hulpmiddel voor de ontwikkeling van eindtermen burgerschap waar ik dit jaar mee start. Ik start eveneens met de ontwikkeling van nieuwe eindtermen financiële geletterdheid.

(…)

Mijn administratie organiseert daarnaast een werkseminarie waarin met het werkveld en experten gereflecteerd wordt over de resultaten van (…) de peiling naar de vakoverschrijdende eindtermen burgerzin en burgerschapseducatie in het secundair onderwijs.

December 2017: dan toch een jaar uitstel

Op 1 december 2017 meldt De Morgen dat de Vlaamse regering zopas een definitieve beslissing heeft genomen over de startdatum van het gemoderniseerde secundair onderwijs. Na grondig overleg is besloten om van start te gaan op 1 september 2019.

‘Op die manier krijgt het onderwijs een schakeljaar om de grootste onderwijshervorming in bijna 30 jaar tijd voor te bereiden en een kwaliteitsvolle opstart te garanderen’, laat minister Crevits weten.

Januari 2018: vanaf nu worden de eindtermen uitgewerkt

Op 17 januari keurde het Vlaams Parlement het kader voor de nieuwe eindtermen goed, lezen we in De Standaard. Zoals reeds bekend was, zullen de nieuwe eindtermen vertrekken vanuit 16 ‘sleutelcompetenties’, waarvan burgerschap er een is. Het onderscheid tussen vakgebonden en vakoverschrijdende eindtermen valt weg en de onderwijsverstrekkers mogen zelf bepalen binnen welke vakken ze welke eindtermen realiseren.

Commissies bestaande uit onderwijsverstrekkers, leraars en experts zullen vanaf nu de concrete eindtermen echt gaan uitwerken. De onderwijsverstrekkers gaan er daarna mee aan de slag en zullen hun eigen leerplannen en de nieuwe eindtermen afstemmen op elkaar. Dat hele proces moet uiteraard op tijd afgerond zijn, zodat in september 2019 zowel met de hervorming van het secundair onderwijs als met de nieuwe eindtermen gestart kan worden.

***

Wordt hopelijk snel vervolgd.

Intussen belichten we hier alvast de adviezen die vooraanstaande Vlaamse onderwijsexperts ons vorig jaar in De Standaard verschaften over de vernieuwing van de eindtermen.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *