2. Een voorbeeld uit de klas

Wie op school werkt rond burgerschap legt de klemtoon best op participatie, lezen we tegenwoordig vaak. Interessant, maar hoe doe je dat precies? We experimenteerden er vorig schooljaar mee in het Brusselse Jan-van-Ruusbroekcollege.

In september 2016 richtten we ons met een oproep tot leerkrachten en leerlingen. We waren toen op zoek naar mensen in het onderwijs die willen experimenteren met burgerschap en participatie op school. Leen Bisschop, leerkracht Nederlands in het Jan-van-Ruusbroeckollege, meldde zich en samen met haar leerlingen van het derde jaar gingen we aan de slag. Hoe dat verliep, lees je hieronder.

Voor we met het verslag van start gaan, sommen we enkele specifieke kenmerken op van het model dat we hanteerden:

  1. Het is een levendig model op maat van iedere school en geen grijs, algemeen programma. Er wordt expliciet aansluiting gezocht bij de unieke schoolcontext.
  2. Het model vertrekt vanuit de leefwereld van de leerlingen, wat de kans groter maakt dat zij het project als interessant, nuttig en leuk ervaren.
  3. Er wordt een directe brug geslagen tussen de theorie in het klaslokaal en de praktijk daarbuiten.
  4. Leerkrachten en scholen kunnen het model in principe zelfstandig toepassen zonder dat er een externe organisatie aan te pas komt.

Hoe dit model rond leerlingenparticipatie vorig jaar uitgewerkt werd in de praktijk, ontdek je in dit verslag. Zo kan het becommentarieerd, verfijnd en elders toegepast worden. Daarnaast vormt het verslag een oproep aan alle ervaringsdeskundigen om hun ideeën, initiatieven, projecten en good practices op het vlak van burgerschapsonderwijs eveneens te delen, zodat het anderen kan helpen en inspireren.

Iedereen op het podium

Verzamelen doen we voor het eerst in oktober 2016, in het auditorium van de school, op het podium. Om leerlingen een groter gevoel van vrijheid te geven en het klassieke patroon te doorbreken, helpt het soms om hen uit het klaslokaal te halen.

Maar nog veel belangrijker dan de ruimte, is de opstelling. Kies voor een vierkant of een cirkel, zodat leerlingen elkaars gezicht zien in plaats van elkaars rug. Dat bevordert de communicatie, net zoals een paar duidelijke debatregels: wie het woord vraagt, kan het woord krijgen, op aangeven van de moderator die het gesprek leidt en het proces op gang brengt.

In het Jan-van-Ruusbroeckollege was ik die moderator, maar die rol hoeft niet noodzakelijk door een derde vertolkt te worden. Het kan evengoed iemand van de school zelf zijn, zeker als er een open en ontspannen sfeer gecreëerd wordt, waarin het vrije woord het best gedijt.

In de korte kennismakingsronde vertel ik de leerlingen waar ik zoal mee bezig ben en waar ik vroeger zelf op school zat. Om de school beter te leren kennen, vraag ik de tieners hoe lang ze al op het Jan-van-Ruusbroeckollege vertoeven en wat ze er waarderen. Het is op dat moment dat de eigenlijke oefening begint.

Maak die tongen los

De leerlingen blijken duidelijk veel goed te vinden aan hun school. De sporttornooien tijdens de middagpauze en de mogelijkheid om bijles te krijgen, bijvoorbeeld. Ik laat me ook vertellen dat het er hip is om te zetelen in de leerlingenraad, die zo te horen uitstekend werk verricht. Over een aantal dingen bestaat natuurlijk discussie, maar dat is gezond: de tongen komen los en de meningen gaan heen en weer, gestaafd door argumenten en bijgesteld door tegenargumenten. Ik krijg een duidelijker beeld van de context waarin ik me bevind.

Na een tijdje is iedereen opgewarmd en zijn we klaar voor een centrale vraag in dit project: wat kan beter op deze school? Iedereen krijgt een paar minuten de tijd om na te denken en een lijstje op te stellen. Daarna mag iedere leerling zijn top-3 toelichten, terwijl de anderen luisteren en de kans krijgen om bij te treden, te nuanceren of te betwisten.

De opinies vloeien rijkelijk in een geanimeerd gesprek. Het is opvallend hoeveel energie er telkens weer uit jongeren opborrelt als je hen dit soort vragen stelt, gelijk in welke school. En hoe ze elkaar aanvullen en corrigeren. Ze vinden het prettig dat hun mening wordt gevraagd over de plek waar ze een groot deel van hun jonge leven doorbrengen.

Nu is het zaak om die energie verder aan te boren en constructief te gebruiken. Maar dat is voor volgende week, want de eerste sessie zit erop. Ik spreek af met de leerlingen dat ik hun lijstjes meeneem om alle ideeën in kaart te brengen, zodat we er later mee verder kunnen gaan.

Wat is het verschil?

Bij aanvang van de tweede sessie laten we de discussie over de dingen die beter kunnen op school even achterwege. We beginnen daarentegen met wat politieke theorie. Niet via een droge monoloog, wel in de vorm van een gesprek.

Ik vraag de leerlingen wat het volgens hen betekent om een burger te zijn. Van daaruit evolueren we naar het thema van de democratie. We hebben het onder andere over de rechten en de vrijheden die burgers er genieten, zoals de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging, en over de plichten die ze moeten nakomen, zoals de leerplicht en de opkomstplicht bij verkiezingen.

Als we na een tijdje min of meer bepaald hebben wat een democratie is en wat iemand tot een burger maakt, vraag ik de leerlingen wat het verschil zou kunnen zijn tussen ‘passieve’ en ‘actieve’ burgers in zo’n democratie. We komen tot de slotsom dat actieve burgers de rechten, vrijheden en mogelijkheden waarover ze beschikken actiever gebruiken dan passieve burgers, en dit om verandering teweeg te brengen in de maatschappij.

Actieve burgers willen immers een positieve bijdrage leveren aan de samenleving, in hun eigen buurt of op grotere schaal, en zich daarbij niet beperken tot een keuze in het stemhokje om de zoveel jaar. Ze willen meedenken, hun stem laten horen, invloed uitoefenen op het beleid of zelf initiatieven nemen en dingen verwezenlijken.

In de val van de fietsenstal

Na de theorie koppelen we terug naar de schoolcontext. Ik vraag de leerlingen of ze denken dat het ook voor hen mogelijk is om zo’n kritische, actieve houding aan te nemen, bijvoorbeeld hier op school. Uit ons gesprek van de week ervoor bleek immers dat er toch een paar dingen zijn die ze graag anders zouden willen. En misschien kunnen ze wel constructief meedenken, hun stem laten horen en samen stappen ondernemen om die verandering op touw te zetten. Want kritische leerlingen hebben veel meer in hun mars dan gewoon hun les opzeggen.

We nemen de lijst erbij van thema’s die aangehaald werden. Wie denkt dat zo’n lijst automatisch bol staat van de hoogstpersoonlijke beslommeringen en onredelijke voorstellen (zoals ‘alleen nog zaalvoetbal tijdens de les LO’ of ‘nooit meer les van leerkracht X’) vergist zich schromelijk. Leerlingen ervaren de schoolpraktijk iedere dag opnieuw, kennen de pijnpunten beter dan wie ook, corrigeren elkaar en kunnen verbazend goed in het algemeen belang denken. Dat laatste kan eventueel als een criterium gehanteerd worden in deze oefening.

Binnen de lijst van thema’s stelde ik een top vijf op van de verzuchtingen die het meest aan bod kwamen en dus het breedst gedragen worden. Die top vijf overlopen we samen om te kijken of we ermee aan de slag kunnen gaan.

Een van de prangende thema’s blijkt de fietsenstalling van de school. Die leidt tot ergernis omdat er niet voldoende plaats is voor de honderden fietsen en omdat ze slechts via één smalle toegangsweg bereikbaar is, die dienstdoet als in- en uitgang. Iedere ochtend moet er rond dezelfde tijd een massa leerlingen door met de fiets, wat op zich al voor problemen zorgt, terwijl er uit de andere richting ook nog eens leerlingen komen die een fractie vroeger toekwamen en hun fiets al parkeerden. Resultaat: chaos in een flessenhals, die langs beide kanten wordt bestormd. En ’s avonds natuurlijk hetzelfde liedje.

(lees verder onder de foto)

Jij speelt hier de directrice!

Naast de fietsenstalling worden nog een paar andere problemen besproken, telkens volgens hetzelfde patroon. De leerlingen beschrijven het probleem en brengen de oorzaken in kaart. Daarna bedenken ze oplossingen, bepalen ze wat nodig is om die oplossingen in de praktijk te brengen en overwegen ze welke rol ze daarin kunnen spelen.

We gaan na wat de pro’s en contra’s zijn bij alle voorstellen die gelanceerd worden. Om de leerlingen te wapenen tegen weerstand van hogerhand, simuleren we vervolgens een reeks debatten. Eén leerling speelt de directrice en een andere neemt de rol van leerlingenvertegenwoordiger op, terwijl de overigen fungeren als publiek. Het is de bedoeling dat de leerlingenvertegenwoordiger het probleem aankaart bij de directrice en een voorstel formuleert, en dat de directrice het voorstel kritisch countert met tegenargumenten (for the sake of the exercise, want directrices liggen natuurlijk niet noodzakelijk dwars).

Daarna moet de leerlingenvertegenwoordiger de tegenargumenten pareren en de directrice overtuigen, eventueel met hulp van het publiek. Om de zoveel tijd wisselen de leerlingen van rol, zodat er verschillende directrices, leerlingenvertegenwoordigers, scenario’s en argumenten aan bod komen en de leerlingen geoefend raken in het verwoorden en verdedigen van een standpunt.

Hiermee hebben we in grote lijnen uitgetekend wat de leerlingen de komende maanden meer in de diepte zullen uitwerken met Leen Bisschop, leerkracht Nederlands in het Jan-van-Ruusbroeckollege, die het proces begeleidt en er een deel van haar lessen aan wijdt.

Klaar voor het grote moment

De weken nadien worden de aangehaalde thema’s verder bediscussieerd in de les en wordt een definitieve selectie gemaakt van de projecten waaraan de leerlingen in groepjes zullen werken. In de schrijfopdracht van het kerstexamen leggen ze individueel uit hoe hun keuze te verbinden valt met het concept ‘actief burgerschap’ en reiken ze argumenten en manieren aan om de projecten te verwezenlijken.

Die schrijfopdrachten worden later klassikaal besproken, waarna de leerlingen nieuw opzoekingswerk verrichten om samen de voorstellen te verfijnen en een presentatie op te bouwen die zal meetellen als spreekopdracht. De leerkracht geeft de verschillende werkgroepen feedback, zowel inhoudelijk als vormelijk, waarmee de leerlingen verder aan de slag gaan.

Voordat de directrice, mevrouw Thielemans, naar de klas komt en de definitieve voorstellen gepresenteerd worden, vindt nog een laatste oefenmoment plaats. De vier groepen presenteren hun voorstellen aan elkaar, terwijl er ruimte ingebouwd wordt om vragen te stellen en commentaar te formuleren. Daarna worden de presentaties helemaal afgewerkt en is iedereen klaar voor het grote moment later die week, waarvoor ook ik uitgenodigd word.

Stap eens in de helikopter

Op de dag van de afspraak zit ik achteraan in de klas, benieuwd naar wat ik te zien zal krijgen. De afgelopen maanden volgde ik het project immers vanop afstand, zonder te weten in welke richting de zaken evolueerden. Maar als de eerste groep van start gaat, wordt meteen duidelijk dat er in de klas van mevrouw Bisschop prachtig werk geleverd is.

Het probleem van de fietsenstalling wordt op heldere wijze uiteengezet terwijl de directrice aandachtig toekijkt. We krijgen helikopterbeelden van het schooldomein te zien, waarop met pijltjes een nieuw circulatieplan uitgetekend werd, met een aparte in- en uitgang voor een uitgebreide fietsenstalling. De leerlingen leggen daarnaast uit hoe de drukte gespreid kan worden en wat de voordelen zijn van andere fietsrekken, waarin niet alleen de klassieke stadsfietsen met dunne banden passen, maar ook mountainbikes met dikkere banden, waar veel leerlingen mee rijden.

De toon is gezet, met deze ideeën moet toch iets gebeuren?

Gedaan met struikelen en duikelen

Dan maakt een tweede groep leerlingen zich klaar om een andere kwestie aan te kaarten. Ze hebben het over de 600 à 700 boekentassen en turnzakken die samen voor, wel ja, een hoop problemen zorgen in de gangen, een euvel waar veel andere scholen ongetwijfeld ook mee kampen. De doorgang raakt weleens versperd, opstoppingen zorgen voor tijdverlies en af en toe wordt er zelfs gestruikeld en geduikeld, waardoor het materiaal in de boekentassen soms sneuvelt.

Het probleem doet zich voornamelijk voor in de gangen waar de kluisjes staan. Omdat leerlingen hun boekentas liefst zo dicht mogelijk bij hun kluisje zetten, kunnen de mensen met een kluisje op de onderste rij nauwelijks nog aan hun spullen zonder zich een weg te banen door een bos van boekentassen.

Gelukkig leren we al snel dat er een paar manieren zijn om dit probleem te verhelpen. Nadat de situatie helemaal in kaart gebracht is, opnieuw met beeldmateriaal, worden de oplossingen aangereikt. De leerlingen stellen voor om het gebruik van de reeds bestaande ‘boekentassenvakken’ sterker aan te moedigen door ze opnieuw te schilderen op de grond en door een postercampagne te lanceren met enkele rake zelfbedachte slogans.

Maar omdat die boekentassenvakken sowieso te klein zijn, moeten er ook bijkomende maatregelen genomen worden. De leerlingen reiken verschillende goed gedocumenteerde pistes aan en besluiten dat een combinatie daarvan de beste aanpak is. Ze stellen voor om extra rekken te installeren tegen een aantal vrije muren en om de oudste kapstokken te vervangen door een nieuwe soort ‘dubbele kapstokken’, waarop een horizontale plank bevestigd is, zodat je er niet alleen zakken of jassen kunt aanhangen, maar ook tassen kunt opzetten. Daardoor wordt de capaciteit verdubbeld en hoeft er niets meer op de grond te staan.

Koken kost geld, maar niet altijd

In de voorstellen die tot nu toe aan bod kwamen, werd telkens eerst beschreven hoe de huidige situatie verbeterd kan worden zonder extra financiële middelen. Met creativiteit en engagement kom je dikwijls al een heel eind. Bovendien is het de weg van de minste weerstand en alleen al daarom aan te bevelen.

Maar het klopt dat er in de voorstellen ook elementen zitten die geld kosten, rekken voor fietsen of boekentassen bijvoorbeeld. Leerlingen moeten beseffen dat dat de oefening vaak moeilijker maakt en het resultaat onzekerder, maar het mag ook geen kolossaal taboe zijn. Koken kost nu eenmaal geld, of toch vaak, en overheden en scholen beschikken over budgetten waarvan een deeltje gerust mag besteed worden aan de grootste verzuchtingen van de leerlingen.

En als er finaal werkelijk geen cent beschikbaar blijkt, kunnen de creatieve oplossingen verder uitgeput worden of kan er samen gezocht worden naar alternatieve financieringen. Maar als directies op voorhand al zeggen dat er ‘niets mogelijk is’ omdat er geen geld is, dan wijst dat misschien wel nog meer op een gebrek aan goodwill dan op een gebrek aan geld.

Iedereen op reis

De twee laatste groepjes strijden beide voor dezelfde zaak: een buitenlandse studiereis in het vijfde middelbaar. Die reis wordt immers voor alle taalrichtingen georganiseerd, maar niet voor de wiskundige en wetenschappelijke richtingen waar zij naartoe stromen. En dat vinden ze jammer. In die mate zelfs dat leerlingen er soms hun studiekeuze door laten bepalen en kiezen voor een andere richting.

Zo’n reis met klasgenoten is voor velen een geweldige ervaring waar ook jarenlang naar uitgekeken wordt. Maar omdat het in de praktijk qua begeleiding moeilijk te organiseren blijkt om alle vijfdes op studiereis te laten gaan, zijn de wetenschappen en de wiskunde de pineut. ‘Want een reis naar het buitenland is toch meer iets voor de talen, die kunnen er het meeste bijleren.’

Die situatie willen de leerlingen van 3LB2, de Latijnse met een aanloop naar doorgedreven wiskunde, veranderen. In hun presentaties tonen ze aan dat er ook voor wiskundige en wetenschappelijke richtingen veel unieke en leerrijke dingen te beleven zijn in het buitenland. Beide groepjes maken een exacte planning op voor een reis van een paar dagen. Het ene groepje doet dat voor Londen, het andere voor Amsterdam.

Alles wordt nauwkeurig uitgestippeld: vervoer, planning, musea, opdrachten en zelfs de plaats waar overnacht zal worden. Berekend wordt dat het in totaal over 50 à 60 leerlingen gaat, waarvoor 4 à 5 begeleidende leerkrachten nodig zijn die nu actief gezocht en overtuigd kunnen worden. En als er bij de leerkrachten echt niet genoeg kandidaten blijken te zijn, wordt voorgesteld om aanvullend een beroep te doen op de oud-leerlingen van de school. Zoiets moet toch mogelijk zijn?

Laat jongeren succes boeken

Na afloop van de presentaties is mevrouw Thielemans, de directrice, duidelijk onder de indruk van het werk van de leerlingen. Ze feliciteert hen uitdrukkelijk en verklaart dat ze veel dingen heeft gehoord waarmee iets gedaan kan worden. Nu is het afwachten natuurlijk.

Maar wie voorstellen formuleert, wil liefst dat die integraal en zo snel mogelijk in de praktijk worden gebracht. Dat moet ook in dit project de ambitie zijn, daar hoeven we niet flauw over te doen. Want het project gaat niet alleen over nadenken en overleggen, maar minstens evenveel over initiatieven nemen en samen doelen verwezenlijken. Voor jongeren in een leerproces is het bovendien van extra groot belang om successen te boeken, niets werkt stimulerender.

Toch moet ook rekening gehouden worden met de realiteit, die leert dat af en toe compromissen gesloten of procedures doorlopen moeten worden om een resultaat te behalen, wat tijd in beslag kan nemen. En in sommige gevallen kan zelfs al van een succes gesproken worden als een thema via acties en inspanningen definitief op de agenda wordt gezet en er een zaadje wordt geplant dat later pas tot kiemen komt.

Maar die soms weerbarstige realiteit mag niet op voorhand al verhinderen dat jongeren de dingen groots zien en durven aanpakken. Vaak zijn er trouwens meer mogelijkheden dan je denkt en gaan er onderweg nog nieuwe deuren open, zeker als je langzaamaan de harten en de geesten verovert en het draagvlak groter wordt. Durf daarom te dromen en van start te gaan, vaak is dat het moeilijkste.

Uitgenodigd door de directrice

Een paar weken later worden de leerlingen die zich ontfermden over de fietsenstalling persoonlijk uitgenodigd door de directrice. Ze mogen hun standpunten en ideeën nogmaals uit de doeken doen en krijgen zelfs de toelating om daarvoor de les wiskunde over te slaan.

De directrice verklaart dat ze middelen wil vrijmaken om de fietsenstalling aan te passen en dat ze de input van de leerlingen daarbij belangrijk vindt. Maar om de hele operatie rond te kunnen krijgen, ziet ze zich genoodzaakt om ook een subsidie aan te vragen bij de Vlaamse Gemeenschapscommissie. Bij het opstellen van dat dossier, waarin de situatie en de noden duidelijk omschreven moeten worden, zullen de leerlingen eveneens betrokken worden, samen met nog een paar andere actoren.

Welk gevolg de overheid aan die subsidieaanvraag zal geven, moeten we afwachten. Maar los daarvan ziet het ernaar uit dat het fietsenprobleem, dat al even aansleept, weldra opgelost zal raken. Het staat in grote letters op de agenda en dat zal niet meer veranderen. De noodzaak en het draagvlak zijn er, de goodwill en de ideeën eveneens. En de leerlingen voelen dat er naar hen geluisterd wordt.

Geen privileges maar gelijkheid

Wat het probleem van de rondslingerende boekentassen betreft, ligt het naar verluidt vast dat de school voor de ‘kapstok-rekken’ kiest die voorgesteld werden door de leerlingen. Zodra de oude kapstokken vervangen worden, komen de nieuwe in de plaats. En dat kan al op korte termijn. Aan het begin van dit schooljaar werd nog prioriteit gegeven aan nieuwe stoelen, maar de kapstokken staan op de boodschappenlijst en kunnen er dus spoedig hangen, wordt mij verteld. Het spreekt voor zich dat ook dat een mooie pluim op de hoed van de leerlingen zou zijn.

De buitenlandse studiereis dan – het voorstel dat het meest lijkt te zweven tussen het individuele klasbelang en het algemene schoolbelang. Want wie profiteert er, buiten de leerlingen van 3LB, van het in de praktijk brengen van dat voorstel? De leerlingen antwoorden resoluut: alle andere leerlingen die de jaren na hen ook voor de wiskundige richtingen kiezen. En dat klopt natuurlijk, als het voorstel wordt omgezet in een structurele maatregel. De klas beargumenteert verder dat het helemaal niet om het creëren van een privilege gaat, maar om het invoeren van gelijkheid. Als er voor alle andere klassen zo’n reis georganiseerd wordt, dan moet dat ook voor hen kunnen.

Intussen werden al een vijftal leerkrachten min of meer bereid gevonden om de studiereis te begeleiden, al vallen de woorden ‘als’ en ‘maar’ voorlopig nog. De definitieve planning wordt in de loop van dit schooljaar (2017-2018) gemaakt, aangezien het gaat over een reis tijdens het volgende schooljaar. Vermoedelijk wordt na de drukke maand september een werkgroep opgericht om de mogelijkheden verder te bekijken en de zaak op te volgen. Wordt dus ongetwijfeld vervolgd.

***

We blikken alvast even terug op het project en formuleren een paar aandachtspunten.

***

Dit project richt zich specifiek op leerlingenparticipatie in het schoolbeleid. Dat betekent eveneens dat het project slechts een onderdeel is van een breder programma rond burgerschap op school, waarin ook ruimte is voor andere onderdelen.

 

1 Comment

  1. Bedankt voor dit uitgebreide experiment. Dit heeft me enorm geholpen met het maken van mijn taak voor Citizen 2020, een vrije keuzeproject op de middelbare school (6e middelbaar).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *