3. Terugblik en kritiek

Hoewel een oefening in burgerschap in principe nooit helemaal afgerond is, maar naargelang de omstandigheden voortdurend nieuwe vormen kan of moet aannemen, blikken we toch al even terug op ons project van de afgelopen maanden in het Jan-van-Ruusbroeckollege.

Het was bijzonder fijn om samen te werken met een fantastische leerkracht als Leen Bisschop en haar getalenteerde leerlingen. We zijn hen dankbaar voor het enthousiasme en de energie die zij aan de dag legden.

Achteraf beschouwd waren we misschien beter iets vroeger van start gegaan. Onze eerste sessies vonden plaats op het einde van oktober 2016 en de voorstellen werden eind februari 2017 gepresenteerd. Omdat er bij die voorstellen een erg grote klepper zat (het aanpassen van de fietsenstalling), bleek de periode van maart tot mei erg kort om alles gedaan te krijgen. Daarom werd de uitvoering van de voorstellen over de zomervakantie getild. Daar is op zich niets mis mee, maar waarschijnlijk is het handiger als het hele project samenvalt met een schooljaar.

Het zou daarom niet slecht zijn dat voorstellen al rond december geformuleerd worden, zodat vanaf januari op de uitvoering kan toegespitst worden. Belangrijk om aan te stippen is ook dat dit project helemaal niet grootschalig hoeft te zijn. Met kleine ingrepen die minder inspanning vergen, kan je ook een wezenlijk verschil maken. En daarnaast gaat het natuurlijk evenzeer om het proces dat eraan voorafgaat: de dialoog aangaan, problemen bespreken, standpunten vergelijken, dingen bijleren en samen een koers bepalen.

Een andere manier om op korte termijn resultaat te boeken, is de projecten zo organiseren dat er weinig of geen hulp van buitenaf nodig is. Dan kunnen de leerlingen alles zelf in handen nemen en van start gaan zodra de directie haar goedkeuring verleent.

Hetzelfde als de leerlingenraad?

Critici zullen opwerpen dat de inhoud van dit project overeenkomt met wat in verschillende scholen al in de leerlingenraad gebeurt: leerlingen kaarten er problemen aan, geven hun mening en doen voorstellen om de schoolwerking te verbeteren. Dat klopt en dat is een prima zaak. Maar er zijn een paar belangrijke verschillen.

In een klassieke leerlingenraad wordt doorgaans geen ruimte voorzien om theorie mee te geven over thema’s zoals burgerschap, democratie en participatie. In dit project gebeurt dat wel, het kadert er zelfs uitdrukkelijk in. Die thema’s worden geïntroduceerd, bediscussieerd en gekoppeld aan de praktijk. En dat kan zeker ook vakoverschrijdend gebeuren.

Een ander groot verschil is dat alle leerlingen van de klas betrokken worden. In de gemiddelde leerlingenraad zetelen doorgaans slechts één of twee vertegenwoordigers van de klas, waardoor het misschien meer een oefening in representatie is dan in participatie. Bovendien niet altijd een geslaagde: het valt te vrezen dat veel leerlingen die niet tot de leerlingenraad behoren amper geraadpleegd worden, slecht op de hoogte zijn van de agenda en dus niet echt vertegenwoordigd blijken of betrokken zijn. Toch is de leerlingenraad een nuttig en noodzakelijk instrument, maar met beperkingen op het vlak van participatie door alle leerlingen van een klas.

Niet structureel en algemeen?

Sommigen zullen ook aanvoeren dat burgerschapsonderwijs wel wat meer is dan ‘een beetje participeren in het schoolbeleid’. En dat ingezet moet worden op een structureel, algemeen programma rond burgerschap via nieuwe, duidelijke eindtermen. Vakoverschrijdend volgens sommigen, via een afzonderlijk vak volgens anderen.

We betwisten dat niet, integendeel. We zijn voorstanders van meer structurele aandacht voor burgerschap in het onderwijs. Waarom? Om de specifieke redenen die we hier al aanhaalden en algemener omdat het simpelweg vaststaat dat alle leerlingen – ongeacht hun studiekeuze en professionele ambitie – volwassen burgers zullen worden in een democratische maatschappij. Wat dat precies betekent of kan betekenen, verdient veel meer aandacht in ons onderwijs.

Maar de situatie is op dit moment wat ze is: er bestaat nog niet overal een vak ‘burgerschap’ (het Gemeenschapsonderwijs start dit schooljaar wel met een pilootproject in tien scholen) en er zijn voorlopig nog geen nieuwe, concretere eindtermen rond burgerschap (de politiek is daar wel mee bezig; de actuele stand van zaken vind je ook op deze website). We werken dus met de bestaande vakoverschrijdende eindtermen die scholen de vrijheid geven om zelf te kiezen hoe er rond burgerschap gewerkt wordt. Er werd door de overheid immers geen welomschreven resultaatsverplichting aan gekoppeld, maar een inspanningsverplichting. Welnu, dit project reikt leerkrachten mogelijkheden en een model aan om die inspanning te leveren.

De behoeften in Vlaamse scholen

Ons model steunt bovendien op bevindingen uit recent onderzoek van de KU Leuven en het HIVA, dat peilde naar de behoeften die op het vlak van wereldburgerschapseducatie bestaan in Vlaamse middelbare scholen. In dat onderzoek wordt trouwens ook verwezen naar internationale studies waaruit blijkt dat een open klas- en schoolklimaat en het betrekken van leerlingen een positieve invloed kunnen hebben op burgerschapsontwikkeling.1

De resultaten van het behoefteonderzoek in Vlaanderen wijzen op de noodzaak om, wanneer er rond (wereld)burgerschap gewerkt wordt, aansluiting te zoeken met de lokale maatschappelijke en culturele context waarin de school zich bevindt. Veel leerkrachten blijken geen voorstander te zijn van algemene, kant-en-klare lespakketten, die ze toch vaak aanpassen aan de noden van de leerlingen en de eigen schoolcontext.

De onderzoekers wijzen er overigens zelf ook op dat het belangrijk is om in de mate van het mogelijke aansluiting te zoeken bij de interesses en behoeften van de leerlingen. Dat kan immers een uitstekende hefboom zijn om wereldburgerschapseducatie bij hen binnen te brengen.

In een ander recent onderzoek, uitgevoerd door de VUB en de UAntwerpen, lezen we aanvullend dat participatie een zelfaanzwengelend karakter heeft.2 Als je leerlingen succesvol laat participeren in initiatieven die ze leuk vinden en die aansluiten bij hun leefwereld, zal de stap voor hen daarna minder groot zijn om hun schouders ook te zetten onder initiatieven met een grotere sociale of politieke dimensie. Wie werkt rond burgerschap en participatie, kan dus rustig aanvangen met de focus op het vertrouwde, lokale aspect.

Laten we eens kijken wat de leerlingen zelf van het project vonden.

***

1 Van Ongevalle, J., Knipprath, H., Juchtmans, G. en Pollet, I., 2015, Wereldburgerschapseducatie op maat. Behoefteonderzoek in het Vlaams secundair onderwijs, p. 132. Online hier beschikbaar.

2 De Groof, S., Franck, E., Elchardus M., en Kavadias D., 2010, Burgerschap bij 14-jarigen. Vlaanderen in internationaal perspectief. Vlaams eindrapport van de International Civic and Citizenship Education Study, p. 237. Online hier beschikbaar.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *